Terug naaar Tijdmachine

1860

Botermijnen in Gilze en Rijen

De boerenbedrijven op de zandgronden waren tot het einde van de negentiende eeuw grotendeels zelfverzorgend. Ze gebruikten hun producten voor het eigen gezin en voor het vee. Wat er over was, verkochten ze aan de plaatselijke winkeliers en op de Bredase markt. Rond 1860 kwamen er in Brabant botermijnen, waar de boeren de boter konden verkopen, ook in de gemeente Gilze en Rijen.
Tot die tijd kochten de plaatselijke winkeliers de boter op. Ze hanteerden een systeem van gedwongen winkelnering. Het geld dat de boer voor de boter kreeg, moest hij in de winkels van de opkopers besteden. Met de komst van de botermijn konden de boeren eenmaal per week hun boter naar de mijn brengen en verkopen tegen de prijs van dat moment. Dongen en Oosterhout hadden ieder hun eigen mijn. Gilze korte tijd zelfs twee. Pogingen om in Rijen een botermijn te vestigen, liepen op niets uit; ze hadden maar een kort en kwijnend bestaan. Zeker was dat de botermijnen kort verbetering brachten, maar door het diepgeworteld wantrouwen was het niet de oplossing. De kopers, die vaak ook handeldreven in veevoer, lieten zich te veel door eigenbelang leiden. Het zou dan ook niet lang duren voor er coöperaties in de gemeente werden opgericht.