Terug naaar Tijdmachine

1356

Wind- en watermolens in onze gemeente

Pas in de veertiende eeuw komen we in onze streek windmo¬lens tegen. Vóór die tijd waren de boeren voor het malen van hun granen op water-, hand- en rosmolens (aangedreven door een paard) aangewezen.
In 1356 stond een dergelijke windmolen op de Molenzeil in Gilze, ten noorden van de Warande. Dit was een dwangmolen, eigendom van de Heer van Breda. Iedereen moest er gedwongen zijn graan laten malen.
In het cijnsboek van 1456 komen we veldnamen tegen die mogelijk op een molen in Rijen wijzen: ‘ten Riden as den Molenberch… aen de Santschelle’ en ‘ten Rijen aen den Molenberch in de Leegstrate’. Hieruit mogen we voorzichtig concluderen dat er in Rijen aan de Laagstraat een windmolen op een berg heeft gestaan. Was het toponiem Molenberch in 1456 in gebruik, dan mogen we aannemen dat deze benaming al van veel oudere datum was. Een volgende veldnaam wijst op de aanwezigheid van een andere molen: ‘beemden bij d'oude molen voir in de Ghilsche Vucht’ (dit is het latere Rijens Broek). Nóg een aanwijzing in het cijnsboek van 1456 gaat over ‘de oude molen’: beempde in d’oude molen bij Holten ende land aen de leye’. Dat is op het punt waar de Grote Lei en de Hultense Lei samenkomen, vlakbij de Prinsenhoef. Deze hoeve was al heel vroeg door de abdis van Thorn in leen uitgegeven. De molen zou de eerste op het grondgebied van Hulten zijn, een kleine watermolen die graan maalde.