Terug naaar Tijdmachine

1356

Heimolen in Gilze – een geschiedenis

In een oorkonde van 1356 verklaarde Jan II van Polanen, Heer van Stad en Land van Breda, jaarlijks een roggepacht schuldig te zijn aan de abdis van Thorn. Hij was namelijk eigenaar van de molen van Gilze, een houten standaardmolen, en de abdis had rechten op de grond waarop deze molen stond. De molen stond op het zuid-westelijk deel, vanuit Gilze gezien, van de Molenheide, op een centrale plaats waar hij ook veel wind ving.
De heimolen was op dat moment de enige molen in de gemeente Gilze en Rijen en er was sprake van molendwang. De inwoners van de Heerlijkheid Gilze en den Rijen waren verplicht hun graan en boekweit op deze molen te laten malen.
De Heer van Breda verpachtte de molen openbaar. Vanaf 1632 waren er verpachtingen van de heimolen met woonhuis en enkele percelen grond, telkens voor een termijn van drie jaar. Tussen 1707 en 1721 bedroeg de gemiddelde pachtprijs per jaar 1443 gulden.
Toen in 1795 de Fransen kwamen, namen zij de heimolen in beslag. Hij kwam toe aan de Staat. Zo kwam hij onder beheer van de Staatsdomeinen. In 1812 werd de heimolen net als andere domeinmolens verkocht op een publieke verkoping in Antwerpen. Johannes de Cock kocht de heimolen van Gilze. Het was nu geen dwangmolen meer. De boeren konden hun graan overal laten malen. In 1815 verkocht De Cock de molen met alles wat erbij hoorde aan Jan Baptist Theeuwes. In 1868 werd de eeuwenoude houten standaardmolen door brand verwoest. Ongeveer dertig meter zuidelijker werd een stenen windmolen gebouwd, een grondzeiler. Er kwam ook een stoommachine, zodat de molenaar op windstille dagen toch kon malen. In 1892 brak er brand uit, de molen brandde helemaal uit en kon niet meer worden opgebouwd. Nu was het voorgoed gedaan met de heimolen.